Na het bestijgen van enkele trappen, kom ik in de woontoren van de vlindertjes. Met aandacht en thee en wat erbij en kaarsjes en vooral begeleidende vragen als zullen we een kaarsje opsteken voor jouw gestorven kindje. Het is geen vraag en toch is het een vraag en ik voel me in de val gelopen door mijn eigen vlindertjes die druk om me heen fladderend al lang weten hoe laat het is. Met het schaamrood op mijn wangen, besef ik dat ik nauwelijks gerouwd heb. Voor wie, waarom, gedachten wellen beschaamd in me omhoog. We hebben niet geleerd om te rouwen, denk ik verward, we hebben geleerd om verlies te accepteren zónder te rouwen of afscheid te nemen. Ik blik wat verlegen in de ogen van Jeanette en steek braaf het kaarsje aan. Misschien is het emotioneel toch wat zwaarder dan gedacht, het kleine vlammetje flakkert moeizaam, alsof het nog eens wil laten zien hoe moeilijk zijn leven was. Na enig slikken en moeizaam antwoorden op de vragen die me als in een droom bereiken, herinner ik me nog twee andere vlinders van mij, waarbij het ene bijbehorende kaarsje vol begint te branden en het andere nog moeizamer flakkert als het eerste.
Jaja, ik heb nog wat af te ronden en waar te maken: om ook al mijn kinderen lief te hebben en dan om de kids die dood zijn hun juiste positie toe te kennen.